-
1 forfait
forfait [forfe]〈m.〉1 vast bedrag ⇒ vaste prijs, vaste som5 skipas♦voorbeelden:travail à forfait • akkoordwerkà forfait • voor een vast bedrag¶ déclarer forfait • verstek laten gaan, niet deelnemen -
2 forfaitaire
forfaitaire [forfetter] -
3 à forfait
à forfait -
4 fixe
fixe [fieks]♦voorbeelden:le baromètre est au beau fixe • de barometer staat op bestendigidée fixe • dwanggedachte, obsessieà jour fixe • steeds op dezelfde dagun fixe • vast inkomen, bedragadj1) vast, onbeweeglijk2) strak, gefixeerd -
5 un fixe
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский